Prinsjesdag: alle HR- en salariswijzigingen om rekening mee te houden voor 2025
Prinsjesdag zit er weer op. De jaarplannen van het kabinet zijn bekend. Net als voorgaande jaren zetten we de belangrijkste HR- en salariswijzigingen voor je op een rijtje. Zo kan jij goed voorbereid aan de slag gaan!
Overgangsregeling versobering 30% regeling
Ingekomen werknemers mogen onder voorwaarden gedurende maximaal 60 maanden, zonder nader bewijs van de daar tegenover staande kosten, een gericht vrijgestelde onkostenvergoeding van maximaal 30% van hun fiscale loon ontvangen binnen de werkkostenregeling (WKR). Deze regeling is in het Belastingplan 2024 versoberd. De maximaal onbelaste vergoeding van 30% van het fiscale loon geldt slechts voor 20 maanden waarna in de volgende 20 een vergoeding van maximaal 20% geldt en tot slot de laatste 20 maanden 10%.
De versobering wordt per 2025 als overgangsmaatregel voor alle ingekomen werknemers die voldoen aan de overige criteria van de regeling teruggedraaid. Voor werknemers waarvoor de versobering in 2024 geeffectueerd is, vervalt de versobering ook per 2025.
Structurele wijzigingen per 2027
Per 2027 wijzigt de 30% regeling structureel. De maximale vergoeding van 30% van het fiscale loon wordt verlaagd naar 27% en de salarisnorm die geldt als criteria voor toepassing van de regeling wordt verhoogd naar € 50.436 (2024 € 46.107).
Verduidelijking gerichte vrijstelling OV
Afgelopen januari is de gerichte vrijstelling voor openbaar vervoer in de werkkostenregeling (WKR) verruimd. In de praktijk levert deze verruiming onduidelijkheid op in de uitwerking. Daarom wordt de regeling in het Belastingplan 2025 verduidelijkt.
Wanneer de werknemer de mogelijkheid heeft om privé met het openbaar vervoer te reizen op kosten van de werkgever, zijn de reiskosten gericht vrijgesteld binnen de WKR. Enige voorwaarde is dat de werknemer ook op dezelfde wijze in enige mate zakelijk reist.
De termen abonnement en voordeelurenkaart worden niet meer gebruikt. De wetgever gebruikt voortaan bredere en algemenere omschrijvingen. Zo is geen nieuwe regelgeving nodig om ook toekomstige ontwikkelingen binnen het openbaar vervoer onder de gerichte vrijstelling te laten vallen.
Beperkte uitbreiding
Het onderscheid tussen reizen met het Nederlands openbaar vervoer en ander openbaar vervoer komt te vervallen. Daarmee wordt de huidige gerichte vrijstelling voor openbaar vervoer beperkt uitgebreid per 2025.
Daling werkgeversheffing ZVW
De werkgeversheffing ZVW daalt per 2025 naar 6,51% (t.o.v. 6,57% in 2024). Het maximumbijdrageloon voor de ZVW stijgt wél, naar € 75.860 (in 2024 € 71.624). De werknemersbijdrage daalt per 2025 naar 5,26% (5,32% in 2024). Voor de werknemersbijdrage geldt hetzelfde maximumbijdrageloon als voor de werkgeversheffing.
Lichte stijging arbeidskorting
Werken moet meer lonend worden door een verlaging van de belastingdruk op arbeid. Daarom stijgt de arbeidskorting ook in 2025, net als in voorgaande jaren. De maximale arbeidskorting bedraagt in 2025 € 5.599 (t.o.v. € 5.532 in 2024).
Verhoging premie AWf naar voren gehaald
De premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) financiert de WW-uitkeringen van werkgevers. Als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) zijn er sinds 2020 twee premietarieven binnen het AWf: een laag tarief voor vaste dienstverbanden en een hoog tarief voor flexibele dienstverbanden.
In het hoofdlijnenakkoord is een verhoging van beide tarieven met 0,1 procentpunt opgenomen per 2026, maar dit wordt met één jaar naar voren gehaald. Het lage tarief voor 2025 wordt vastgesteld op 2,74% en het hoge tarief op 7,74%.
Ufo
De premie voor het uitvoeringsfonds voor de overheid blijft in 2025 ongewijzigd op 0.68%.
Verhoging en verlaging inkomsten- en loonbelasting
Per 2025 wordt het belastingtarief in de 1e schijf verlaagd. Voor een inkomen tot en met € 38.441 geldt in 2025 een belastingtarief van 8,17% (t.o.v. 9,32% in 2024). Het gecombineerde tarief inclusief de volksverzekeringen bedraagt volgend jaar 35,82% (in 2024 36,97%).
Vervolgens geldt tot en met € 76.817 een belastingtarief van 37,48% (t.o.v. 36,97% in 2024). Het hoogste tarief blijft ongewijzigd op 49,50%. Wel wordt het aangrijpingspunt voor het hoogste tarief voor 2025 minder verhoogd dan eerder afgesproken. Daardoor vallen belastingplichtigen eerder onder het toptarief.
Verlaging algemene heffingskorting
De verlaging van het lage tarief in de inkomstenbelasting wordt deels gefinancierd door een verlaging van de maximale algemene heffingskorting (AHK) met € 335 naar € 3.068 (t.o.v. € 3.362 in 2024).
Het inkomen waarop de AHK begint met afbouwen wordt gekoppeld aan de hoogte van het minimumloon. Bij het minimuminkomen geldt de maximale AHK. Daarboven wordt de AHK afgebouwd.
Inflatiecorrectie bijtelling bestelauto
Bij doorlopend afwisselend gebruik van een bestelauto geldt in verband met privégebruik een bijtelling. Op deze bijtelling wordt een inflatiecorrectie toegepast. Per 2025 bedraagt de bijtelling € 438 (t.o.v. € 300 in 2024). Vanaf 2026 wordt de bijtelling jaarlijks geïndexeerd met de inflatie.
Wijzigingen Wet Tegemoetkoming Loondomein
De Wet Tegemoetkoming Loondomein (WTL) wijzigt ingrijpend vanaf 1 januari 2025. Sommige tegemoetkomingen worden afgeschaft of versoberd, andere worden op termijn structureel.
Lage-inkomensvoordeel (LIV)
Per 1 januari 2025 vervalt de tegemoetkoming die werkgevers kunnen krijgen voor werknemers met een uurloon van gemiddeld minimaal 100% en maximaal 104% van het wettelijk minimumloon.
Het LIV is bedoeld als stimulans voor werkgevers om meer mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen en te houden. In de praktijk levert het LIV maar beperkt kansen op voor deze groep werknemers.
In september 2025 ontvangen werkgevers van UWV de laatste beschikking met LIV over het kalenderjaar 2024.
Afbouw loonkostenvoordeel ouderen
Het loonkostenvoordeel voor werkgevers die oudere werknemers in dienst hebben, wordt vanaf 2025 stapsgewijs afgebouwd. Het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers met een dienstbetrekking begonnen op of na 1 januari 2024 wordt:
- per 1 januari 2025 verlaagd van € 3,05 per uur met een maximum van € 6.000 per jaar naar € 1,35 per uur met een maximum van € 2.000 per jaar
- per 1 januari 2026 afgeschaft.
Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 blijft het loonkostenvoordeel ongewijzigd. Dit loonkostenvoordeel kan maximaal 3 jaar toegekend worden.
Loonkostenvoordeel herplaatste arbeidsgehandicapte zonder recht op WIA
De voorwaarden voor het LKV herplaatste arbeidsgehandicapte werknemer worden verruimd. Nu heeft een werkgever alleen recht op dit LKV als de werknemer aan het werk is en in de maand voorafgaand aan de werkhervatting recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
De verruiming houdt in dat de werkgever ook recht heeft op deze LKV als de werknemer werkt terwijl hij nog in afwachting is van het recht op een WIA-uitkering.
Deze verruiming gaat in per 1 januari 2026.
Loonkostenvoordeel Banenafspraak structureel
Om het LKV banenafspraak te vereenvoudigen moet deze structureel worden. Het doel daarvan is het vergroten van de duurzaamheid van de banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak. Op dit moment is de LKV banenafspraak beperkt tot 3 jaar. Daarmee verdwijnen gecreëerde banen ook vaak na die periode.
Ook de doelgroepverklaring bij de aanvraag van dit LKV wordt geschrapt. Werkgevers kunnen straks op basis van het doelgroepregister banenafspraak bepalen of ze voor een werknemer in aanmerking komen voor het LKV banenafspraak.
Om werkgevers te belonen voor het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking wordt een banenafspraakbonus ingevoerd. Als de werkgever aan de voorwaarden voldoet, kan hij een bonus ontvangen van € 5.000 per gerealiseerde baan van gemiddeld 25,5 uur per week. Dit gebeurt door het bestaande LKV banenafspraak te verhogen met € 3,76 per verloond uur. Inclusief het LKV van € 1,01 per verloond uur bedraagt het LKV banenafspraak in dat geval € 4,77 per verloond uur, met een maximum van € 9.500 per jaar. Deze bedragen staan nog niet vast, maar zijn indicatief.
Dit wetsvoorstel is in 2023 ingediend maar nog niet behandeld in de Tweede kamer. Ingangsdatum is nog onbekend.
WNT norm 2025 stijgt met 5,4%
De Wet normering topinkomens (WNT) normeert de bezoldiging en de ontslagvergoeding van topfunctionarissen in de (semi)publieke sector.
Het bezoldigingsmaximum wordt jaarlijks aangepast aan de loonontwikkeling bij de overheid in het voorgaande jaar. Voor 2025 is het bezoldigingsmaximum vastgesteld op € 246.000, een stijging van 5,4% ten opzichte van 2024.
Ook de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking worden per 2025 geïndexeerd. De eerste twaalf kalendermaanden mag de bezoldiging niet meer bedragen dan de som van € 32.700 per maand voor de eerste zes maanden en € 24.900 per maand voor de volgende zes maanden waarin de functie wordt vervuld. Het maximumtarief per uur bedraagt vanaf 2025 voor de eerste twaalf kalendermaanden € 235.
De regelingen voor 2025 in de sectoren onderwijs, zorg, zorgverzekeraars, woningcorporaties, ontwikkelingssamenwerking en in de cultuursector worden uiterlijk in november 2024 verwacht.
Verplichtstelling vertrouwenspersoon
Organisaties met 10 werknemers of meer moeten verplicht een vertrouwenspersoon aanstellen waar werknemers terecht kunnen met meldingen over ongewenste omgangsvormen op de werkvloer.
De mogelijkheid om in vertrouwen, in een veilige omgeving, melding te kunnen maken van ongewenst gedrag op het werk moet leiden tot de-escalatie en minder verzuim.
Deze initiatiefwet is in 2023 aangenomen in de Tweede kamer en nu in behandeling in de Eerste kamer. Beoogde ingangsdatum is 1 januari 2025.
Anoniem melden misstanden
In 2023 is de Wet bescherming klokkenluiders grotendeels in werking getreden. De verplichting voor de werkgever om anonieme meldingen over mogelijke misstanden te ontvangen en te onderzoeken is nog niet in werking.
Conceptbesluit
In het conceptbesluit heeft de Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijksrelaties vastgelegd welke eisen worden gesteld aan de meldprocedure en aan de onafhankelijke functionaris bij wie de anonieme melding kan worden gedaan:
- In de meldprocedure moet de werkgever vastleggen dat, in het geval een melder anoniem het vermoeden van een misstand meldt, de functionaris voor zover mogelijk afspraken maakt met de melder over de wijze waarop deze benaderd wil worden gedurende het vervolg van de meldprocedure.
- De werkgever wijst ten minste één functionaris aan die niet tevens werkzaam is in een leidinggevende functie, dan wel een functie die primair betrokken is bij het werven, aannemen en ontslaan van medewerkers, zoals een HR-functionaris, binnen de organisatie van de werkgever. De werkgever kan ervoor kiezen een extern persoon aan te wijzen, maar dat hoeft niet.
- De functionaris handelt bij de ontvangst en, indien aan de orde, de overdracht van de melding op zodanige wijze dat de anonimiteit van de werknemer die een vermoeden van een misstand anoniem meldt, wordt gewaarborgd.
- De functionaris brengt minimaal één keer per jaar schriftelijk verslag uit aan het hoogste gezag van de werkgever en aan de ondernemingsraad over het aantal anonieme meldingen en de aard van de meldingen. Het verslag mag uiteraard geen tot personen herleidbare gegevens bevatten.
- De werkgever waarborgt de onafhankelijke positie van de functionaris en stelt deze in staat de functie zelfstandig te vervullen. Deze keuze kan enkel door de melder zelf worden gemaakt, niet door de functionaris.
Dit besluit is nog niet definitief. De verwachte inwerkingtreding is 1 januari 2025.
Opnieuw uitstel bedrag ineens
Het onderdeel ‘bedrag ineens’ van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is nog niet in werking getreden vanwege uitvoeringsproblemen.
Met het ‘bedrag ineens’ krijgen pensioendeelnemers de mogelijkheid om in een keer een bedrag op te nemen, tot maximaal 10 procent van het totale ouderdomspensioen, als zij met pensioen gaan. In de oorspronkelijk aangenomen wet staat dat dit bedrag ook in februari van het jaar volgend op pensionering mag worden uitbetaald. In het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens wordt het keuzemoment beperkt. Daarnaast wijzigt het wetsvoorstel Wet op de loonbelasting 1964 om ervoor te zorgen dat over het opgenomen bedrag geen AOW-premie betaald hoeft te worden.
Deze wijziging is nog niet definitief. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is al meerdere keren uitgesteld. Naar verwachting zal de wijziging niet voor 1 juli 2025 in werking treden.
Minder snel herziening premie AWf
Voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is en die bovendien schriftelijk is overeengekomen mag de werkgever de lage premie AWf toepassen. Jaarlijks moet vervolgens een toetsing uitgevoerd worden op een overschrijding van verloonde uren ten opzichte van de contractueel overeengekomen uren. Bij een overschrijding van meer dan 30% moet premieherziening premie AWf worden toegepast. Over de verloonde uren is in dat geval de hoge premie AWf verschuldigd in plaats van de lage premie.
Werknemers met een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week zijn uitgesloten van deze toetsingsverplichting. Per 2025 wordt de grens voor de toetsingsplicht verlaagd naar een gemiddelde arbeidsomvang van meer dan 30 uur per week.